Bijna aan het eind van mijn polderwandeling verleden week kwam ik deze boer tegen. Hij zat bovenin een knotwilg en was bezig de laatste takjes weg te zagen. Ik raakte met hem aan de praat en hij vertelde dat hij had gewacht op ijs in de sloten om dan te knotten. De wilgentenen zijn vanaf het ijs makkelijker op te ruimen en dan wordt er hier veel geknot. Maar ja, dat ijs kwam niet en hij verwachtte het ook niet meer dus dan maar straks die tenen uit de sloot vissen.
Fijn dat hij en veel anderen nog knotten, want als het jaren niet wordt gedaan worden de takken te zwaar en scheurt de boom. Er zijn veel knotploegen tegenwoordig, groepen vrijwilligers die in de winter regelmatig een dag de wilgen onder handen nemen.
De boer vertelde verder dat de takken vroeger rondom de boerderijen overal voor werden gebruikt. Er werden manden en afscheidingen van gevlochten, bonenstokken voor in de moestuin en er werd zelfs mee gestookt, vooral om het water te warmen in de kaasmakerijen.
Nou, en zo hebben we nog wat gekletst. We hadden het zelfs nog over de strenge winter van '63 toen hij met paard en wagen op het ijs kon.
Dat trapje wat hij gebruikte was trouwens zelfgemaakt, ik zag de potloodstreepjes nog op het hout staan.
Reacties